Paul Rademakers over het COC in Antwerpen

Paul Rademakers over het COC in Antwerpen

Paul Rademakers over “zijn” Gesprekscentrum.

Paul Rademakers over “zijn” Gesprekscentrum.

Toon Schoutteet over de Gentse studentenwerkgroep homofilie

Toon Schoutteet over de Gentse studentenwerkgroep homofilie

Wilfried Lammens over de Kerk en homoseksualiteit

Wilfried Lammens over de Kerk en homoseksualiteit

Het belang van het geloof

Het belang van het geloof

De eerste stappen naar buiten

Homo’s en lesbiennes  gaan zich verder organiseren en komen met kleine stapjes naar buiten. Tegelijkertijd voert de overheid een discriminatie in: art372bis, wat homoseksueel contact onder de 18 jaar strafbaar stelt.

Eerste vlaamse vereniging

Affiche van het COC, bron FSDIn 1961 richtte Walter Van Boxelaer een Antwerpse afdeling op van het CCL-COC. Beide verenigingen pakten alles nu wat serieuzer aan. Ontspanning was belangrijk, maar liefst niet in het commerciële circuit. Respect stond hoog in het vaandel. Vanaf 1962 kwamen de (vooral) mannen elke vrijdagavond bij elkaar.

Het was een vrij gesloten club, met na twee jaar nog maar 100 leden. Als er al een maatschappelijk aspect ter sprake kwam dan was dat vooral zelfaanvaarding. De rol van de kerk in de samenleving was heel sterk en het was voor homo’s niet gemakkelijk een positief zelfbeeld te hebben. Binnen het CCL-COC Vlaanderen kon men zichzelf zijn. Dat was erg belangrijk.

Maar stilaan groeide de behoefte om ook in de buitenwereld gerespecteerd te worden.
In oktober 1964 was er in Nederland een studieweekend met als thema “De pastorale situatie in de Rooms Katholieke kerk”, waar ook Belgen aan deelnamen. Dit was een keerpunt en het begin van een dialoog tussen homo’s en hetero’s.

In november van datzelfde jaar vond de eerste openbare bijeenkomst plaats van de Belgische homobeweging: een colloquium onder leiding van Jan Vermeire, niet toevallig een seksuoloog. Vanuit die hoek werd namelijk al langer aandacht besteed aan homoseksualiteit. In het tijdschrift Tijdingen over Seksuologie werd er met enige regelmaat over gepubliceerd. Hoewel men er nog vanuit ging dat homoseksualiteit kon worden voorkomen, pleitte men ook voor verdraagzaamheid. Het feit alleen al dat homoseksualiteit benoemd en aanvaard werd, betekende veel. 

Artikel 372bis

Betogingen voor de afschaffing van artikel 372bis, bron FSDIn 1965 kwam er onenigheid in het Vlaamse CCL-COC en onder leiding van Robert van Maroey werd een nieuwe vereniging opgericht: de Belgische Vereniging voor Seksuele Rechtvaardigheid (B.V.S.R.). De kern van de activiteiten was een goed draaiende, commerciële bar. De BVSR zou tot 1970 blijven bestaan.

Betogingen voor de afschaffing van artikel 372bis, bron FSDIn datzelfde jaar stemde het Belgisch Parlement in met een wetswijziging die de strijd van de holebibeweging in de komende 20 jaar zou domineren.

Artikel 372bis bepaalde dat homoseksuele contacten onder de 18 jaar strafbaar werden gesteld. Voor hetero’s bleef de grens voor seksuele contacten op 16 jaar.   

Roaring sixties

Op 1 december 1966 zond de nationale televisie een programma uit over homoseksualiteit, of beter gezegd over homofilie: Diagnose van het Anders-zijn. Wetenschappers schetsten hierin een genuanceerd beeld. Daar tegenover stonden straatinterviews, die aantoonden hoe negatief de meningen vaak waren.  De pers reageerde wel vrij positief en een kardinaal schreef de makers een brief om hen te feliciteren met de aanpak van het programma die niet sensatiegericht was al moet gezegd worden dat de Kerk er niet heel positief over dacht.

De uitzending was een mijlpaal: voor het eerst werd er openbaar en genuanceerd over homoseksualiteit gesproken.

Twee jaar later startte in Antwerpen het Gesprekscentrum. Het Gesprekscentrum wilde, net als het COC en het BVSR, homo’s uit hun isolement halen, maar vond het ook belangrijk in contact te treden met de buitenwereld. Paul Rademakers was het boegbeeld van de vereniging. Hij organiseerde lezingen en discussies met geestelijken en gaf voorlichtingsvergaderingen over heel Vlaanderen. Ook artsen, psychologen en hulpverleners werden gecontacteerd.Leuvense studentenwerkgroep homofilie, bron FSD

Tot 1969 konden Vlaamse homo’s vooral terecht in Antwerpen, maar dat veranderde. Er werden groepen opgericht in Brugge, Leuven, Gent, Mechelen, Hasselt en Kortrijk. Helaas strandden sommige groepen al na korte tijd – het was moeilijk om genoeg vrijwilligers te vinden in een periode waarin homoseksualiteit nog zo gevoelig lag. Veel homo’s worstelden nog met hun geaardheid en van coming out was nog geen sprake. Twee belangrijke groepen die dit wilden veranderen waren de studentenwerkgroepen homofilie in Leuven (LSWH) en in Gent (GeWH).

Hun doel was om homoseksuelen te integreren in de maatschappij. Ze werkten daaraan met artikels in de studentenkranten en met teach-ins, een soort voorlichtingsvergaderingen. De roerige jaren '60 hadden zo ook hun invloed op het homobewustzijn, een effect dat helemaal duidelijk zou worden in de jaren ’70.

Homoseksualiteit en geloof

Affiche van het GOC, bron FSDMaatschappelijke veranderingen hadden ook hun invloed op de kerk, of toch op sommige geestelijken. Zij trokken zich het lot van de homofielen aan. Priester Wilfried Lammens was zo’n geestelijke. Hij begon met een pastorale werking en organiseerde eucharistievieringen in huiskamers. Omdat het negatieve oordeel van de kerk over hun geaardheid zwaar woog op veel homo’s (en lesbiennes), was dit een belangrijk initiatief.

Affiche van het GOC, bron FSDZijn eigen groep Jonathan en het Gesprekcentrum van Paul Rademakers richtten in 1971 samen een nieuwe groep op: het GOC: Gespreks-en Onthaalcentrum, dat in de jaren ’70 tot een belangrijk centrum zou uitgroeien.

Kort daarna besliste Wilfried Lammens om toch terug een eigen vereniging te starten: de Pastorale Werkgroep Homofilie (PWH). De PWH was christelijker dan het GOC en meer maatschappijgericht.